Zo tover je de smakelijkste gerechten uit je wokpan

Een wok is een grote stalen pan met een ronde bodem en een houten steel. De meeste wokpannen die je in ons land in de winkel vindt, hebben een plat deel in de bodem om op onze westerse fornuizen te passen. Toch beschouwen Aziatische chefs nog altijd woks met een volledig ronde bodem als de enige ware. Zulke wokpannen kun je enkel gebruiken op een wokbrander met een wokring. Dat is een ijzeren ring die de wok stabiel houdt boven het vuur. Sommige fornuizen worden standaard geleverd met zo’n ring.

Wokken doe je bij voorkeur op een zo heet mogelijk vuur. Dat zorgt ervoor dat je gerechten maar heel kort hoeft te roerbakken. In Aziatische restaurants worden wokvlammen gebruikt van 20 kilowatt of meer, maar dat is thuis moeilijk haalbaar. Wil je toch zo’n hoge temperatuur, dan heb je een speciale wokbrander op lpg of butaangas nodig.

Een echte wokpan herken je aan drie zaken:

• Ze heeft een houten steel.

• Ze is volledig van carbonstaal.

• Ze heeft géén anti-aanbaklaag (zoals teflon).

Anti-aanbaklagen kunnen niet tegen hoge temperaturen. Bij 250 °C smelten ze al of raken ze beschadigd. Een pan met een anti-aanbaklaag is dus per definitie ongeschikt om mee te wokken, welke vorm ze ook heeft. Een anti-aanbaklaag is ook overbodig, aangezien je een wokpan voor het eerste gebruik moet ‘inbranden’ met olie‘. Zo voorkom je niet alleen aanbakken, maar ook roesten.

Om een wokpan schoon te maken gebruik je enkel water en een zachte spons of borstel. Daarna droog je ze op het gasfornuis. Dat is efficiënter dan droogwrijven met een doek. Zijn er etensresten in de pan gebrand, dan kun je die wegschuren met staalwol, waarna je de wok opnieuw moet inbranden met olie.